Concept beleidskader zet in op mensenrechtenproof woonwagenbeleid

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties (BZK) heeft de concept-handreiking afgerond inzake het landelijk woonwagen- en standplaatsbeleid. Hiermee geeft het ministerie invulling aan het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman om de woonwagencentra weer ‘mensenrechtenbestendig’ te maken.

Uitsterfbeleid in strijd met recht van gelijke behandeling

Het College voor de Rechten van de Mens heeft sinds 2006 verschillende zaken behandeld, waarbij woonwagenbewoners ontevreden zijn over het beleid van hun gemeenten en/of woningcorporaties en het gebrek aan voldoende standplaatsen. In 2007 heeft het toenmalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer namelijk een concept-handreiking voor gemeentelijk woonwagenbeleid opgesteld. Eén van deze beleidsopties is het zogeheten ‘uitsterfbeleid’ of ‘afbouwbeleid’, ook wel bekend als het nuloptiebeleid. Deze optie betekent dat woonwagenstandplaatsen geheel verdwijnen door het verwijderen van vrijgekomen standplaatsen. Echter is dit in strijd met het recht van gelijke behandeling.

Mensenrechtenproof woonwagenbeleid

In een eerder artikel: voortgang onderzoeksrapport ombudsman schreven we over het onderzoek dat de Nationale Ombudsman in 2017 heeft uitgevoerd naar het standplaatsenbeleid van de overheid vanuit mensenrechtelijk perspectief. Op basis hiervan heeft de Nationale Ombudsman verschillende aanbevelingen gedaan richting Rijksoverheid om een woonwagenbeleid te ontwikkelen dat ‘mensenrechtenproof’ is.

Hanteren uitsterfbeleid van de baan

Met de concept handreiking biedt het ministerie een nieuw beleidskader, waarbinnen gemeenten en/of woningcorporaties hun standplaatsbeleid kunnen voeren. Verschillende aanbevelingen die het College voor de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman hebben gedaan, zijn in dit beleid opgenomen. Zo mogen gemeenten en/of woningcorporaties niet langer een uitsterf- of afbouwbeleid hanteren. Een volgende belangrijke stap is de implementatie van het beleid. Om ervoor te zorgen dat gemeenten en woningcorporaties hun beleid in overeenstemming brengen met de handreiking, gaat het Rijk het mensenrechtelijke kader uitdragen en de ontwikkelingen van het aantal standplaatsen monitoren.

Uitganspunt: bijzondere eigen (woonwagen)cultuur

Woonwagenbewoners hebben een eigen culturele identiteit. De opvatting dat deze identiteit als een mensenrecht bescherming verdient, is de laatste tien tot vijftien jaar ontwikkeld en bestendigd door verschillende internationaal- en Europees rechtelijke verdragen, die de Nederlandse staat mede heeft ondertekend. De erkenning brengt voor staten de verplichting met zich mee om voor voldoende standplaatsen te zorgen, zodat woonwagenbewoners volgens hun tradities en culturele identiteit kunnen leven. De gemeente dient met name beleid te ontwikkelen, waarbij zij het standplaatsenbeleid in overeenstemming brengt met het mensenrechtenkader voor de culturele identiteit van woonwagenbewoners (onder meer de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens). Het is raadzaam de standplaatsenbehoefte onder de woonwagenbewoners in de gemeente te onderzoeken en deze vast te gaan leggen in de woonvisie. Bij de inventarisatie is het wenselijk om aandacht te schenken aan de volgende aspecten:

A: De behoefte aan standplaatsen;
B: De toewijzingscriteria;
C: De woonvorm.